Gekleed in de traditionele klederdracht van de non-conformistische vrijbuiter stapte de midden veertiger uit zijn grijze stationwagen. Naast de sticker van de Efteling zat er één met de tekst “Support Your Local Hells Angels”. Terwijl ik op hem afliep zag ik hoe hij zijn baard recht streek en de buttons op zijn lederen vest natelde. Zijn gespierde blote armen zaten onder te tatoeages. Met de vijf vingers van zijn rechterhand veegde hij zijn overtollige lange haren over de kale plek op zijn achterhoofd. Zijn vrouw trok zijn Rolling Stones T-shirt over zijn met ijzer beslagen zwarte, brede, leren riem. Hierdoor kwam zijn door het vele bier drinken opgezwollen buik ook beter uit. Ik zag dat het wietblaadje aan zijn linker oorring en het kruis aan zijn rechter, overeenkwamen met de exemplaren die aan de ketting hingen op zijn borst.
Terwijl ik zo op hem afliep knoopte ik de bovenste twee knoopjes van mijn colbert dicht en controleerde of mijn stropdas goed recht hing. Hem vriendelijk aankijkend informeerde ik bij hem of hij er van op de hoogte was dat de door hem gebruikte parkeerplek gereserveerd was voor invalide nabestaanden en of hij of een van zijn passagiers voor deze omschrijving in aanmerking kwamen. Of woorden van gelijke strekking.
Jij met je stropdas, jij hoeft niet meteen zo agressief te doen, schreeuwde hij me toe. Jullie in die pakken, jullie in jullie pakken jullie denken altijd dat ik omdat ik er anders uitzie een crimineel ben. Ik mag toch wel naar de begrafenis van mijn moeder toe. Ook al draag ik niet zo’n pak als jij, alleen maar omdat ik geen stropdas om wil. Daarom denk jij in je pak, dat ik fout ben. Zijn stem werd alsmaar luider en zijn woede werd per woord een toon hoger. Ik begreep best dat hij wat geëmotioneerd was vanwege het overlijden van zijn moeder. Toch vroeg ik hem vriendelijk of hij in dat geval zijn auto een klein stukje naar voren kon zetten omdat zoals hij nu geparkeerd stond er beslag werd gelegd op plaats voor drie. Maar niet nadat ik hem uitgelegd dat er gezien het feit dat hij de zoon was van de overledene er voor mij geen enkel bezwaar bestond wanneer hij zijn auto dicht bij de plek van opbaren wilde zetten. Ik doe niets, hij blijft staan! Jullie in die pakken, met die stropdassen, denken altijd maar dat jullie het voor het zeggen hebben en willen alles bepalen. Ik wees hem er nogmaals op dat zoals zijn auto nu stond er voor twee van zijn familieleden of vrienden geen plek was. Ik doe het niet, ik laat hem staan! Hij verviel in herhaling. Henk doe nou toch rustig en zet die auto een stukje naar voren, smeekte zijn vrouw. Ik wijk niet voor een stropdas! Hij draaide zich om en liep weg.
“Ho eens even” Nu werd ik boos. “Ik vind het erg dat jij je moeder hebt verloren en normaal zou ik niet met je in discussie gaan maar nu ga je te ver” Hij keek me verbaasd aan. Zijn vrouw probeerde hem angstig weg te trekken. Maar ik was nog niet met hem klaar. “Jij verwijt mij een mening klaar te hebben over mensen die een leren vestje dragen en een paar tattoos hebben”. Zijn mond viel nog iets verder open en zijn vriendin keek mij aan alsof ze een spook zag. “Maar jij bent de gene met een vooringenomen mening, jij denkt dat je weet hoe ik in elkaar zit, omdat je ziet dat ik een stropdas en een pak draag, wie is er hier nu fout!” Zijn vrouw liet zijn arm los en ging een half metertje verder weg staan. “En, ik rijd niet in een grijze stationwagen”.