Geen Info

Posted on
Nog een verhaal uit mijn begraafplaatsportier verleden

“Heb je het al gehoord van Frits, hij is overleden”. Ik kende Frits wel, al hadden we andere vaste dagen om ons gezamelijk stamcafé te bezoeken. Vooral zomers overlapten die dagen elkaar wel eens. Frits was een vaak wat sombere man, met een daarbij passend gevoel voor humor. Die somberheid kwam vooral doordat hij gebrouilleerd was met vrijwel zijn gehele familie. Het vele geld dat Frits verdiende met zijn accountantskantoor, het luxe grachtenappartement en zijn twee katten konden hem niet vrolijker maken. Frits had wel een goed hart, zo liet hij studenten die ook in het café kwamen klusjes doen. Niemand heeft zijn muren zo vaak laten witten als Frits. Een ander werd ingehuurd als privé-chauffeur. Frits kocht elke paar jaar een nieuwe grote BMW, er in rijden deed hij bijna nooit, wat maar goed was ook, gezien zijn drankgebruik. Zo’n drie keer per week kwam Frits ook eten in het café en als hij niet kwam, belde hij af. Frits vroeg dan of iemand na het werk even langs zijn huis kon komen met een maaltijd, twee flessen wijn en drie à vier pakjes sigaretten. “Hoe laat kom je dan? Zo laat, laat dat eten dan maar zitten en stuur die wijn en sigaretten even met een taxi naar me toe”. Wat zonder problemen werd geregeld, want Frits was een aardige man.

Dus toen we hoorden dat zijn lijf er mee was gestopt, was dat niet geheel onverwacht maar ook niet minder erg. De wetenschap dat hij twee dagen alleen met zijn katten thuis had gelegen was ook niet prettig. “Ik zal maandag meteen even kijken of hij misschien bij ons komt” zei ik tegen de bareigenaar, “Hoe heet Frits eigenlijk van zijn achternaam?”
Maandag vernam ik dat Frits helemaal niet Frits heette maar Frederick en dat hij die woensdag zou worden gecremeerd. Maar ik zag ook GEEN INFO achter zijn naam staan. Ik zat met een dilemma: kan ik, de portier, mijzelf, de bezoeker, de gevraagde informatie weigeren? Nu ik toch de informatie van de portier had losgeweekt, wat lette mij dan nog om het niet door te spelen aan anderen. Ik belde het café en vertelde hen dat Frits inderdaad bij ons werd gecremeerd, maar dat de familie het in besloten kring wou doen. “Dan herdenken wij hem met z’n allen hier aan de bar” was het wijze antwoord dat ik wilde en kreeg te horen.

Frits had de eerste dienst die woensdag. Zijn moeder met de zusters en broer kwamen als eersten binnen. Daarna een ex en een tante. Precies om 09:15 kwam Frits zelf gevolgd door zijn dochters. Nadat de familie de aula in was, ben ik naar de wachtruimte gegaan om een persoonlijke boodschap in het condoleance-register achter te laten. Dat kon nog wel, vond ik. Jammer, dat de familie waar de overledene mee had gebroken, kon besluiten wie wel en wie niet welkom zijn bij zijn afscheid. Helemaal toen ik een zuster bij het verlaten koud hoorde zeggen: “Dat hebben we dan toch goed afgerond, vind je ook niet”.

Later, in het café, vertelde ik hoe het gegaan was. We waren het er allemaal over eens dat Frits een mooier afscheid had verdiend. “Wat gebeurt er nu eigenlijk met z’n as?”, vroeg iemand. “Nu ik zijn familie heb gezien en gehoord, ben ik bang dat hij ergens anoniem wordt verstrooid. Ik denk niet dat ze hem laten bijzetten”. “Eigenlijk zonde, Frits zou hier een vast plekje moeten krijgen”, opperde de barman van dienst. Na een paar biertjes werd besloten dat ik Frits stiekem zou meenemen en dat we zijn as in een fles van zijn favoriete wijn zouden bewaren. De resterende as zouden we dan met z’n allen verstrooien in de gracht waaraan hij woonde en opgroeide. Daarna zou de kok Frits’ lievelingsgerecht maken, lamskoteletjes naar een Marokkaans recept, waarna we samen dronken zouden worden als Frits. Het leek een goed plan.

Later, in bed, dacht ik nog lang na over wat we hadden besproken en vooral over hoe ik Frits ongemerkt mee kon nemen. Ik wilde daarvoor niet de hulp in roepen van een collega, dat zou alleen maar complicaties geven. Die nacht droomde ik van gebroken urnen, wervelwinden vol as en ontslag.

Na een kop sterke koffie en een koude douche besloot ik toch maar dat tussen droom en werkelijkheid, wetten in de weg staan en praktische bezwaren en ook de plichten van ambtenaren.